9 juli 2019

Trainees in Tallinn – het tweejaarlijkse werkbezoek

In april vond het tweejaarlijkse werkbezoek van de Academie voor Wetgeving en Academie voor Overheidsjuristen plaats. Van 9 tot en met 12 april brachten de trainees van beide jaargangen gezamenlijk een bezoek aan Tallinn. In het verleden werden afwisselend Berlijn en Londen bezocht, maar ditmaal was het aan de trainees om een bestemming te kiezen, wier keuze op de hoofdstad van Estland viel.

Met zo’n 400.000 inwoners huisvest Tallinn een derde van alle inwoners van Estland. Het werkbezoek speelde zich hoofdzakelijk af in het historisch centrum van de stad, dat met recht UNESCO-werelderfgoed is. De geschiedenis van de stad stond centraal bij een stadswandeling en (ondergrondse) rondleiding door de middeleeuwse stadsmuur.

Bezoek aan het parlement

Door bezoeken aan het parlement, inclusief de vaste commissie voor constitutionele zaken, maar ook aan de kanselier van justitie en de rijkskanselarij leerden de trainees het staatsrecht van Estland nader kennen. Zo is Estland een presidentiële republiek met unicameraal stelsel. Voor het parlement (Riigikogu) zijn in maart verkiezingen geweest en voltrekt zich inmiddels een moeizame kabinetsformatie, een fenomeen dat Nederlanders al te goed kennen. Eveneens herkenbaar voor Nederlanders is de opkomst van eurosceptische partijen, al is die euroscepsis in Estland opmerkelijk, omdat het land netto-ontvanger is en op 1 mei aanstaande pas vijftien jaar deel uitmaakt van de Europese Unie. De Rijkskanselarij fungeert als secretariaat van de regering en de minister-president in het bijzonder, maar is tevens verantwoordelijk voor het werven van topambtenaren en voorziet in constitutionele toetsing van wetgeving. Constitutionele toetsing is tegelijkertijd een taak van de vaste commissie voor constitutionele zaken én van de kanselier van justitie. De kanselier van justitie treedt ook op als ombudsman. Dit hoog orgaan van staat geniet veel aanzien en toont bovendien aan dat niet per se een rechter over de grondwettelijkheid van wetgeving hoeft te waken, iets waar de Nederlandse (grond)wetgever over kan nadenken in het kader van de voortdurende discussie over artikel 120 van de Grondwet. Tot slot dient de Estische grondwet te worden genoemd, waarin toegang tot internet als (sociaal) grondrecht is vastgelegd.

Verregaande digitalisering

Dat spreekt boekdelen over het belang dat wordt gehecht aan digitalisering. Daarom werd naast de juridische kennisdeling (het blijft een werkbezoek voor juristen) uitgebreid ingegaan op de verregaande staat van digitalisering van de Estische overheid. Die is met het zogenaamde eEstonia bijna volledig gedigitaliseerd. Met uitzondering van het huwelijk, de echtscheiding en de aankoop van onroerend goed is elke interactie met de overheid gedigitaliseerd. Uit de gesprekken over het systeem in de eEstonia showroom en op het Ministerie van Economische Zaken en Communicatie werd duidelijk dat het Estische volk de digitalisering toejuicht en dat de overheid die aangrijpt om de kosten van het overheidsapparaat te drukken. De praktische voordelen van eEstonia spraken de trainees aan, maar zij waren ook kritisch over informatiebeveiliging en privacybescherming en over de toegankelijkheid van het systeem voor ouderen. Maar door het grote vertrouwen dat men in Estland in de overheid heeft, werd die kritiek toch vooral terzijde geschoven.

Welkom was de kritiek wel, want bij elk bezoek kwam een goede discussie tot stand. Een woord van dank gaat daarom uit naar de gastvrije vertegenwoordigers van alle overheidsinstellingen die ons een – in goed Estisch – “kiek in de kök” van hun werkzaamheden hebben gegeven. Een woord van dank gaat ook uit naar mevrouw Karen van Stegeren, de Nederlandse ambassadeur te Estland, voor de ontvangst in haar residentie. Haar presentatie bevestigde de inzichten die zijn opgedaan over Estland en zijn inwoners, maar bracht daarin ook enkele waardevolle nuances aan.