Als trainee bij de Rijksoverheid komen wij maandelijks, wekelijks of dagelijks in aanraking met het Europees recht. Het Europees recht vindt haar oorsprong in het (niet zo) verre Brussel: het pars pro totem voor de Europese Unie. In de Brusselse werkweek hebben wij deze wondere wereld verder ontdekt met een goed gevuld programma. Twee dagen spendeerden wij in Den Haag en drie in Brussel. Deze week heeft onze kennis bijzonder verrijkt. Onze grootste lessen willen wij daarom graag met jullie delen.
In Den Haag bezochten wij de Europese Commissie van de Tweede Kamer. Ook Kamerleden hebben de wens het beleid in Brussel te beïnvloeden. Hiervoor is een goede informatievoorziening van groot belang. Tweede Kamerleden hoeven deze informatie gelukkig niet allemaal zelf te verzamelen, maar worden hierbij ondersteund door de Dienst Analyse en Onderzoek. De regering heeft echter voor lopende beleidsprocessen de primeur. Over de afspraken met de regering over het delen van deze informatie, die terug te vinden zou moeten zijn in een veelheid aan kamerbrieven, is echter weinig tevredenheid. Moeten deze afspraken worden vastgelegd in de zogenaamde Europawet? Wij gaan deze ontwikkeling volgen.
De dinsdag van ons programma in Den Haag eindigde met een panelgesprek met het thema verkiezingen. Onder de deskundige leiding van onze Pieter en Willemijn spraken we met Leontine Weesing-Loeber en Joyce Kolman over verkiezingen in nationaal, internationaal en Europees verband. Zeer actueel op de dag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Interessante gesprekken kwamen op gang over overheid, burger, politiek en maatschappij. Wat verklaart de uitslagen van de verkiezingen zoals we die recentelijk hebben gehad? Bestaat er een kloof – of beter gezegd: afstand – tussen overheid en burger? Hoe groot zijn die verschillen nu eigenlijk waar we het zoveel over hebben? Eén breed gedragen conclusie was de volgende: hoewel we als ambtenaren ons bewust moeten zijn van signalen uit de samenleving, doen we er wellicht ook goed aan de verschillen niet te zeer te benadrukken. Genoeg stof tot nadenken in ieder geval. Gelukkig hadden we daarna alle gelegenheid dat te doen onder het genot van een hapje en een drankje.
Onze eerste stop in Brussel was het Europees Parlement. Wat nemen we mee uit ons bezoek aan het hart van de Europese democratie? Nou, allereerst dat Europarlementariërs zeer volle agenda’s hebben en daarom hun aandacht heel goed moeten verdelen. Gelukkig blijkt er een website te zijn waar we vijf jaar lang precies in de gaten kunnen houden wat ze hebben gedaan. Europarlementariërs vullen hun agenda, naast pendelen naar Straatsburg, met een veelheid aan politieke activiteiten in Brussel. Zelfs zonder wetgevingsinitiatiefrecht kunnen ze met de juiste strategie Europese wetgevingstrajecten sterk beïnvloeden (kip!): vooral zorgen dat je bij een groep hoort, in de juiste commissies zit en de middelen die je wél hebt op het juiste moment inzet. Zo weet het EP zich steeds meer te profileren in EU-verband. Goed om in de gaten te houden dus.
De Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie (PVEU) en de ambassade in Brussel bezochten wij, heel toepasselijk, in het gebouw van de Benelux Unie. Hier leerden wij over de PVEU dat er niet alleen maar beleidsmedewerkers in vergaderingen invloed uitoefenen op het Europese beleid, maar dat Nederland bekend staat om bereidheid te zijn informatie te delen met de pers om een stempel te drukken op de publieke opinie. Dit is mogelijk door onze (relatief) snelle nationale besluitvorming, waardoor wij een nationaal standpunt hebben om te delen. En natuurlijk met de goede communicatiemedewerkers ter plaatse. Hoe vaak hebben wij deze standpunten niet, zonder te weten, in de krant zien staan? Van medewerkers van de ambassade kregen wij een kijkje in de, aan ons verwante, Belgische (staats)geest. België heeft welgeteld negen parlementen. Wie gaat dan waar over? “Als je denkt dat je het begrijpt, heb je het waarschijnlijk niet goed begrepen.” En worden Vlaanderen en Nederland ooit weer één? Lang verhaal kort: waarschijnlijk niet.
In de middag begaven we ons naar de Raad en de Raad. Dat wil zeggen: niet de Raad van Europa, maar wel de Europese Raad en de Raad van de Europese Unie. Raadzaam om die allemaal uit elkaar te houden, dat is ons op het hart gedrukt. Via een passerelle kwamen we in een gebouw terecht dat ons bekend voorkwam. De vlaggen, rode loper en het glazen ei (of was het een lamp?) vormden herkenbare beelden. Menig regeringsleider en hoogstaande Europeaan heeft er de pers te woord gestaan of geposeerd met een vers beklonken akkoord. Nu stonden wij daar, uiteraard de perfecte achtergrond voor een mooie groepsfoto. Maar niet voordat we kennis hadden gemaakt met alle hoog politieke dimensies die zich binnen de Raad afspelen. Er wordt heel veel onderhandeld, afgesproken en afgestemd in een wereld van zevenentwintig verschillende belangen, uitgebreide stem- en procedureregels en diplomatie van de lange adem. ‘Brussel’ is hier qua besluitvorming rechtstreeks verbonden met Nederland, misschien wel meer dan waar dan ook.
Een bezoek aan de EU-instellingen is natuurlijk niet compleet zonder een kijkje bij de instelling waar het in veel gevallen allemaal begint: de Europese Commissie. Het laatste bezoek gaf ons een inkijk in hoe een Europees wetsvoorstel nu precies ontstaat. Want hoewel de Commissie een soort uitvoerende macht is, is het ook weer niet helemaal hetzelfde als een regering met een regeerakkoord. Komt het meeste dan uit de koker van Von Der Leyen en haar commissarissen? Hebben maatschappelijke organisaties doorslaggevende invloed? Of zijn het toch vooral de andere EU-instellingen die de Commissie aan het bewegen krijgen? De realiteit lijkt een combinatie van dat alles, waarbij de duizenden ambtenaren van de verschillende DG’s verspreid over Brussel de balans op moeten maken om tot een eerste voorstel te komen, dat ook nog eens politiek levensvatbaar, juridisch houdbaar én maatschappelijk effectief moet zijn. Verre van een eenvoudige klus, dat is wel gebleken.
In deze week samen hebben wij echter heus niet alleen kennis opgedaan over het Brusselse. Zo testten wij, samen met de eerstejaars trainees, onze kennis over Amerika. Er kan geconcludeerd worden dat het kennisniveau over dit onderwerp nogal uiteen loopt. Verder werden wij in Brussel getrakteerd op een bierproeverij met diner in een restaurant vlakbij het iconische Manneke Pis. Voor sommigen is het makkelijker om hele arresten uit hun hoofd te leren, dan te onthouden welk gerecht ze hebben besteld. Hierna werden ongegeneerd wat danspasjes uitgewisseld vlakbij, zo bleek pas de volgende dag, de iconische Jeanneke Pis. We leerden tijdens een stadswandeling door Brussel dat ‘rue du Chien Marin’ een nogal lakse vertaling is van de ‘Zeehondstraat’. In het Frans is een zeehond immers een ‘un phoque’. Dat moet je maar net weten. Als afsluiter kregen we de kans lekker te kliederen met chocolade tijdens een chocoladeworkshop, die verrassend stressvol was. Werken met chocolade is, zeg maar, een race tegen de klok.
De Brusselse werkweek was een week vol leerzame activiteiten en plezier. Alle lof aan de organisatie.
Groetjes namens de groepen WJ23 en OJ15,
Ivar en Marthe