24 september 2019

‘Kunnen leidinggevenden het ooit goed doen?’

-Interview met prof. dr. A.P. Buunk over de nieuwe cursus die speciaal voor managementteamleden is ontwikkeld

1. Kunt u aangeven wat u belangrijk vindt aan deze cursus en samenvatten wat de kern ervan is?
Ik zet mij af tegen de onvoorstelbaar grote hoeveelheid zogenaamde ´modellen´ voor leiderschap, en de steeds weer nieuwe boeken over dit thema. In deze cursus leg ik de nadruk op hoe leiderschap en volgelingschap in de loop van de evolutie zijn ontstaan, en dat we dat bij allerlei diersoorten, van mieren tot olifanten, van wolven tot chimpansees ook zien. Op de savanne moesten mensachtigen groepen vormen om te overleven (‘safety in numbers’), om bescherming te hebben tegen roofdieren, om te weten waar en hoe voedsel en veilige slaapplaatsen te vinden, om te leren wanneer en hoe te migreren, om de groep te verdedigen, om te jagen, en om samen de kinderen te verzorgen.  Het volgen van deskundige anderen was daarbij functioneel, en het niet volgen en niet afstemmen op anderen, was dodelijk. Leiders hielden de groep samen en boden informatie. Bij jagers-verzamelaars was delen van voedsel de norm, en waren de groepen zeer egalitair. Er was ook niet één leider, maar de leidersrol hing af van deskundigheid op bepaald terrein. Mensen willen wel geleid, maar niet gedomineerd worden. Met deze achtergrond, en met het feit dat ondergeschikten zelf vaak de leidersrol ambiëren, heeft het te maken dat men vaak vindt dat leiders het nooit goed doen. Dat is normaal, en niet iets waar leiders zich direct zorgen over hoeven te maken.

2. Tijdens de cursus wordt onder meer het begrip ‘het sociale brein’ geïntroduceerd. Kunt u hier iets meer over vertellen?
Het basisidee is dat de grootte van de neocortex (het deel van het brein waarin denken en plannen plaatsvindt) in verhouding tot de rest van het brein direct samenhangt met de grootte van de groep waarin een primatensoort leeft. Op basis hiervan kan berekend worden dat mensen geëvolueerd zijn in groepen van ongeveer 150 mensen, dat zijn de mensen die je persoonlijk kunt kennen, en mensen in organisaties (of organisatieonderdelen) van die omvang zijn nog op een persoonlijke manier aan te sturen. Bij grotere groepen worden vormen van bureaucratie en formele regels onvermijdelijk. Onze grote neocortex maakt ook taal mede mogelijk en taal is vooral geëvolueerd om in grote groepen te kunnen functioneren doordat men informatie over anderen kan krijgen zonder die ander direct te kennen. Andere diersoorten kunnen dat niet. Vandaar dat roddelen onvermijdelijk is.
    
3. Kunt u een voorbeeld geven van de handvatten waarover een cursist na de cursus beschikt?
De cursus is meer gericht op inzicht dan op directe toepasbaarheid. Niettemin geef ik aan het einde van mijn presentatie een aantal suggesties, zoals:

  • Ga voor prestige in plaats van dominantie, vind niche voor opbouw daarvan
  • Zet eigenbelang op tweede plaats, groepsbelang op eerste;
  • Houd groepen klein; directe groep waaraan u leiding geeft niet meer dan 12-15, organisatie eenheden 130-170 en 
  • Houd rekening met verschillende behoeften van verschillende volgelingen.
     

Delen