10 juli 2018

Jaarcongres NJV: Overheidsjuristen in de schijnwerper

Op 8 juni vond in het filmmuseum EYE in Amsterdam het jaarcongres van de Nederlandse Juristen-Vereniging (NJV) plaats, met als thema ‘Herijking van de juridische opleidingen’.

Mede onder invloed van ontwikkelingen, zoals de opkomst van University Colleges en juridische hbo-opleidingen, de discussie over het civiel effect, de veranderingen in de juridische beroepsuitoefening, internationalisering en digitalisering staan de juridische opleidingen ter discussie. Leiden ze vooral op voor de zg. togaberoepen? Moeten ze niet meer interdisciplinair of academisch worden of juist meer praktisch? Hoe moet de aandacht worden verdeeld over de verschillende rechtsgebieden? Moet er meer specialisatie mogelijk zijn? Moeten er ook vaardigheden worden onderwezen?
De NJV gaat mee met de tijd. Behalve in de geweldige locatie kwam dat onder meer tot uiting in het gekozen thema, de vorm (meerdere kortere preadviezen) en in het debattoernooi voor jonge juristen, waarvan de finale onderdeel was van het jaarcongres.

Gelukkig was er ook ruimte gemaakt voor de overheidsjurist. Naast preadviezen over het civiel effect, interdisciplinariteit en de opleiding van advocaten, rechters en notarissen was er ook een preadvies over de opleiding tot overheidsjurist van Karel Kraan en Bert Niemeijer, vorige en huidige rector van de academie. Bovendien deden er twee teams van jonge overheidsjuristen mee aan het debattoernooi. Die deden het uitstekend; één van beide teams is zelfs geëindigd op de tweede plaats. Hulde!

Kraan en Niemeijer constateren in hun preadvies dat er op alle faculteiten initiatieven zijn waaruit aandacht blijkt voor wetgeving en overheidsjuristen. Ook post-initiëel is er een behoorlijk aanbod aan relevante cursussen. Maar het onderwijsaanbod kan nog wel wat beter, is hun conclusie. Vooral systematischer en niet alleen voor kleine groepen studenten. Nog steeds is de focus in de initiële juridische opleiding teveel op de toga-beroepen gericht en wordt het vak van overheidsjurist onderbelicht. En dat terwijl naar schatting 35% van de afgestudeerde juristen bij de overheid gaat werken en maximaal 25% in een togaberoep.

Tegen deze achtergrond beschrijven zij in hun preadvies de beroepsgroep in al zijn variëteiten en het dynamische krachtenveld waarin de overheidsjurist werkzaam is. Zij stellen dat in de initiële opleiding alle rechtenstudenten kennis en inzicht moeten vergaren over het juridisch beroepenveld in de volle breedte. Daardoor wordt het besef ontwikkeld over wat het betekent om als professioneel jurist deel uit te maken van een gemeenschappelijke rechtscultuur met de waarden van de rechtsstaat als gemeenschappelijke component. De belangrijkste leerstukken op de verschillende gebieden van het positieve recht zouden niet puur gedoceerd moeten worden vanuit het perspectief van de rechter of rechtsbescherming, maar ook vanuit het perspectief van normstelling. Daarnaast moeten studenten leren om zich een onafhankelijk academisch oordeel te vormen, in het bijzonder ook met betrekking tot de ethische vraagstukken en dilemma’s.
Bij het oefenen in mondelinge en schriftelijke juridische uitdrukkingsvaardigheid zouden studenten kennis moeten maken met niet alleen  een dagvaarding of pleidooi, maar ook bijvoorbeeld een beslissing op bezwaar of beroep. En de mondelinge uitdrukkingsvaardigheid dient niet alleen in het toernooimodel van een ‘moot court’ te worden geoefend, maar ook bijv. in het adviseren van bijv. een minister of bestuurder. In een wereld die steeds minder door juristen wordt geregeerd, moeten aankomende juristen tenslotte al in de initiële fase kennismaken met andere disciplines en met de grenzen van het juridisch denken.

Anders dan bij de andere juridische beroepen geldt voor overheidsjuristen niet de eis dat zij een verplichte post-initiële beroepsopleiding moeten volgen. Voor een selecte groep ‘high potentials’ bestaan reeds opleidingen, denk aan de Academies voor wetgeving en overheidsjuristen en de beroepsopleiding gemeentejuristen. Anderzijds bestaat er een veel grotere ‘mainstream’ groep van nieuwe of recent ingestroomde overheidsjuristen, voor wie een niet selectieve, minder intensieve en modulair opgebouwde opleiding tot overheidsjurist beter past. Om overheidsjuristen te stimuleren om hun vak bij te houden, zich verder te ontwikkelen en hun kennis met anderen te delen bevelen de preadviseurs voorts aan dat alle overheidswerkgevers zich aansluiten bij het bestaande puntensysteem.

De beide stellingen van de preadviseurs, dat het vak van overheidsjurist in de juridische opleiding wordt onderbelicht en dat de initiële opleiding moet opleiden tot “basisjurist” werden met grote meerderheid door de vergadering aangenomen.

Delen