De ambtenaar na de Wnra, normaal en toch bijzonder

« terug naar overzicht

Datum
5 maart 2020

Verslag lezing 5 maart 2020

Veel ambtenaren zullen het zich nauwelijks realiseren, maar hun werkende levens zijn op 1 januari 2020 ingrijpend veranderd. Op die dag is namelijk de ‘Wet normalisering rechtspositie ambtenaren’ (Wnra) van kracht geworden. Hiermee is de speciale rechtspositie van veel ambtenaren in het arbeidsrecht iets minder speciaal geworden. Op donderdagmiddag 5 maart 2020 bespraken advocaten Erika Wies en Dieuwertje Stolwijk van advocatenkantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn de nieuwe situatie in een lezing bij de Academies.

De lezing begint met een korte geschiedenisles. Waarom heeft de ambtenaar eigenlijk al sinds 1929 een speciale positie in het arbeidsrecht? Het antwoord is dat de wetgever ambtenaren wilde beschermen tegen politieke willekeur. Het moest niet te makkelijk zijn om ambtenaren te ontslaan na een regeringswisseling.

Anno 2019 is de rechtspositie van de ambtenaar echter sterk naar die van de reguliere werknemer in het arbeidsrecht gegroeid. Toch bleef het zo dat het functioneren van ambtenaren een bestuursrechtelijke kwestie was. Een waarschuwing wegens slecht functioneren en een ontslag waren besluiten in de zin van het bestuursrecht. Ambtenaren die het met een dergelijk besluit niet eens waren, hadden maar één optie: in bezwaar, en daarna beroep bij de bestuursrechter. Het ambtenarenrecht bevatte dan ook een sterke prikkel tot procederen, die onwenselijk bevonden werd.

De Wnra moest dit probleem oplossen. Tot hilariteit onder de ambtenaren in de zaal bleek er ook een andere reden geweest te zijn voor de Wnra: het  imago van de ambtenaar opvijzelen. Een gelijke rechtspositie zou het werken voor de overheid aantrekkelijker moeten maken. Het werd duidelijk dat de toehoorders zich niet unaniem konden vinden in de constatering dat het imago van de ambtenaar verbeterd moest worden of dat invoering van de Wnra hieraan zal bijdragen.

Hoe dan ook is het ambtenarenrecht niet langer bestuursrechtelijk belegd. Ontslag van een ambtenaar gebeurt niet langer éénzijdig door de werkgever, maar moet nu via de kantonrechter. In plaats van de vermelding in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) zijn de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren nu vastgelegd in een CAO, zonder beoogde materiële wijziging. Ook is het werkgeverbegrip sinds de Wnra breder geworden, waardoor meer werkenden in Nederland ‘het voorrecht’ hebben om ambtenaar te zijn dan voorheen het geval was.

Advocaten Wies en Stolwijk besteedden bijzondere aandacht aan integriteit van ambtenaren, en bespraken de vraag hoe de kantonrechter hier in de toekomst mogelijk mee om zal gaan. Vanwege de speciale positie van de ambtenaar als vertegenwoordiger van de rechtstaat wordt aan diens integriteit doorgaans meer belang gehecht dan aan de integriteit van andere werknemers. Onveranderd blijft dan ook  dat het zijn van ‘goed ambtenaar’ de kernbepaling van de Ambtenarenwet is.

Wies en Stolwijk laten aan de hand van een aantal voorbeelden uit de jurisprudentie zien hoe het gerechtshof in reguliere arbeidsrechtzaken tegen integriteit aankijkt, en hoe de Centrale Raad van Beroep (CRvB) hier in ambtenarenzaken naar keek. Daaruit blijkt duidelijk dat het gerechtshof veel verantwoordelijkheid bij de werkgever legt om duidelijke regels op te stellen, terwijl de CRvB van de individuele ambtenaar verwachtte dat hij zelf intrinsiek integer is en de regels kent. Een sprekend voorbeeld is de zaak waarin een werknemer, géén ambtenaar, 350 keer in het gegevensverwerkingssysteem Suwinet, waar hij vertrouwelijke toegang toe had, gegevens had geraadpleegd van zijn buurman. Daarmee schond de werknemer duidelijk de privacy van zijn buurman en het vertrouwen van zijn werkgever. Het Hof vond, kort gezegd, dat dit onvoldoende reden was voor ontslag op staande voet, omdat de werkgever onvoldoende aan voorlichting had gedaan. In een andere casus waarin een ambtenaar een soortgelijk vergrijp had gepleegd in Suwinet, maar slechts 2 keer in plaats van 350 keer gegevens had opgezocht, vond de CRvB dit wél voldoende grond voor een strafontslag.

Hoewel de Centrale Raad van Beroep zich sinds 1 januari 2020 niet meer over het ambtenarenrecht buigt, is de hoop van Wies en Stolwijk dat de door haar in de jurisprudentie uitgezette lijn (deels) vastgehouden zal worden.